De tram dendert suffig door Amsterdam. Ik ga van A naar B en sta tussen mijn collega-tramgangers. Allemaal in gedachten, met ons eigen plan. De meeste mensen turen naar hun telefoon. In ieder geval niet naar elkaar. In de tram zit een man, iets ouder dan ik met nog een klein beetje warrig grijs haar een beetje gebogen over een enorme bos rozen. Geen bosje van de Albert Heijn of een pompstation. Een bos echt, prachtige rode rozen. Groot en met de lange doornige stelen er nog aan. Stijlvol en met zorg ingepakt. Je kunt eigenlijk niet om de bloemen heen en wordt er blij van. Of je wilt of niet. Een opvallend beeld midden in de kleurloze tram.
Gesprek
Waar ga je met die rozen naar toe, vraag ik mij af. Ze vragen gewoon om een gesprek. Dat kan ik dus ook niet nalaten. Ik kijk de man aan, glimlach en vertel hem dat ze prachtig zijn, zijn rozen. Hij is verrast, gaat rechtop zitten, straalt en beantwoordt mijn lach met een opgeluchte knik. “Ja, mooi zijn ze he?” “Dat wordt scoren… vul ik aan”. In ieder geval in de tram. ©Nicole